Vraag: wat mogen wij aftrekken voor onderhoud van studerende kinderen?

Wij hebben twee zonen, de oudste is 4 jaar geleden afgestudeerd. Heeft dus, als afgestudeerde, geen mogelijkheid een IBG-lening aan te vragen. Op onze kosten is hij nu bezig met het voltooien zijn proefschrift. Wij betalen zijn kamerhuur en levensonderhoud, ook valt te verwachten dat de uitgave van zijn proefschrift en overige kosten m.b.t. zijn promotie dit jaar ten onzen laste komt. Hij heeft geen eigen inkomsten uit arbeid. Is de mogelijkheid tot onkosten aftrek voor ons aanwezig? De jongste zoon is thuiswonend en doet 2 studies. Voor hem betalen we jaarlijks collegegeld, overige studiekosten en levensonderhoud. Hij zou wel, omdat hij nog niet is afgestudeerd, een aanvullende studiebeurs kunnen aanvragen maar die moet hij later met rente terug betalen; wij willen ook hem niet met een IBG-schuld opzadelen. In de loop der jaren hebben we voor onze zonen wat geld gespaard om zo,na hun studie, een ondersteuning te hebben voor b.v. financiering van huisvesting. En hoe hoog mag het (door oudres gespaarde) eigen vermogen van kinderen zijn om in aanmerking te komen voor belasting aftrek?

J. K. te Utrecht.

Voor uw twee zonen gelden verschillende omstandigheden: de een woont wel thuis, de ander niet. De belangrijkste overeenkomst is echter dat ze studeren, zonder dat ze een studiebeurs krijgen volgens de WSF (Wet Studie Financiering).

De wetgeving veronderstelt dat iedereen die studeert een studiebeurs krijgt. Wie daar geen recht op heeft, maar jonger is dan dertig jaar, wordt onderhouden door de ouders - wat die ouders recht geeft op Kinderbijslag (tot de achttiende verjaardag van het kind). Bestaat er geen recht op Kinderbijslag, dan kan als tegemoetkoming gebruik gemaakt worden van een speciale aftrekpost in de aangifte inkomstenbelasting. Vanaf de dertigste verjaardag van het kind hebben de ouders geen recht meer op aftrek; het kind moet dan een bijstandsuitkering aanvragen - omdat het kind niet beschikbaar is op de arbeidsmarkt wegens de studie, zal het geld moeten lenen voor afronding van de studie. Dat geld mag natuurlijk ook worden geleend door de ouders, die er eventueel voor kunnen kiezen om het geld niet terug te vragen.

Voor wat betreft uw oudste zoon meldt u dat hij geen recht meer heeft op studiefinanciering. Voor Kinderbijslag zal hij te oud zijn, dus als hij nog geen dertig is kunt u als ouders kosten van levensonderhoud aftrekken. Die aftrek wordt per kwartaal bepaald. U schrijft dat u alles betaalt; dit levert u bij zijn leeftijd per kwartaal een aftrek van 990 Euro op - per jaar scheelt u dat dus maximaal 2.060 Euro inkomstenbelasting. Zou uw zoon eigen inkomsten hebben, dan was de vraag geweest of uw bijdrage groter dan 393 Euro per kwartaal (aftrek 330 Euro per kwartaal) of zelfs meer dan de helft van het levensonderhoud (aftrek 660 Euro per kwartaal) is.

Kosten van proefschrift en promotie kan uw zoon in zijn eigen aangifte inkomstenbelasting aftrekken - in het eerste jaar waarin hij eigen inkomsten heeft.

Uw jongste zoon zou wel een aanvullende studiebeurs kunnen aanvragen, schrijft u. Daarom neem ik aan dat hij krijgt wel een basisbeurs krijgt. Voor hem kunt u dus niets aftrekken. Die basisbeurs weigeren zou niet helpen: ook al verzilvert uw zoon zijn recht op studiefinanciering niet, hij heeft er recht op.

Pech dat uw jongste zoon rente moet betalen aan de staat, nadat hij een aanvullende studiefinanciering heeft ontvangen. Omdat ik als zovelen alles wat ik heb geleerd ook zelf heb moeten betalen, kan ik er persoonlijk niet mee zitten. Maar ik begrijp uw zorg. Zie het voorlopig echter als een onterechte zorg. Immers: voor de door de IBG (Informatie Beheer Groep) gevraagde 3,70% rente kunt u geen geld lenen; de kans is groot dat u meer rendement krijgt als u het geld zelf belegt, zelfs na aftrek van de 1,2% belasting die u per jaar betaalt over spaargeld in Box3. Pas in januari twee jaar na afronding van zijn studie zou uw zoon in theorie voor het eerst moeten terugbetalen aan de IBG, maar hij kan jaarlijks een draagkrachtmeting aanvragen. Dit betekent dat als hij geen hoog inkomen weet te behalen, hij ook geen cent hoeft af te lossen; na vijftien jaar wordt het niet afgeloste deel (belastingvrij) kwijtgescholden. Als aangenaam detail voor wie daar interesse in heeft mag ik nog melden dat ook bij overlijden het nog niet afgeloste deel van de studiefinanciering wordt kwijtgescholden.

Mijn advies is dus: laat uw zoon wel een aanvullende studiefinanciering aanvragen, spreek af dat u spaart wat hij van de IBG ontvangt, en dat hij dat bedrag op zijn vierendertigste ontvangt; tot diens vijfendertigste verjaardag mag u uw kind eenmalig 22.048 Euro vrij van schenkingsbelasting geven. Eventueel gebruikt u dat bedrag eerder, als steun in de rug voor het kopen van een eigen woning.

U schrijft nog iets eigen vermogen van kinderen dat gespaard is door ouders. Heel verstandig om te sparen, zou ik zo zeggen, maar vooral niet op naam van uw kinderen. In de eerste jaren nadat uw kinderen hun studie hebben afgerond hebben zouden ze er vooral last van hebben: uitkeringen worden gekort, subsidies geweigerd, en vrijstellingen vervallen. Iedere regeling kent zijn eigen grenzen, soms zelfs bepaald op gemeentelijk niveau; hier in Utrecht begint dat al bij een vermogen van 2.269 Euro. Welk vermogen er op uw naam staat is niet relevant.

Pas overigens vooral op met studiespaarregelingen of welke sprookjesachtige namen verkopers er voor verzonnen hebben: afhankelijk van de formulering kunnen uitkeringen belastbaar zijn, of op zijn minst recht op studiefinanciering blokkeren. Heel spijtig voor zorgzame ouders die jaren krom lagen met het onterechte idee hun kinderen er een betere toekomst mee te geven.

Duidelijk mag zijn dat de materie complex is. Mijn uitleg is bedoeld om duidelijk te maken dat een reeks omstandigheden relevant is, en om aan te geven op welke bedragen belasting u ongeveer mag rekenen. Uw individuele omstandigheden zijn echter relevant. Als u het echt goed geregeld wilt hebben en u echt wilt weten hoe het zit, kan een betaald adviesgesprek zinvol zijn. Een adviseur is in staat om het verschil tussen uitleg en procedurele regels uit te filteren, en rekening te houden met individuele omstandigheden.
In communicatie met de Belastingdienst weet een professional dit zo te verwoorden dat het voor de Belastingdienst herkenbaar is; voor een particulier is het geen schande als dat niet lukt, maar de consequentie van bezuinigen op professionele begeleiding.

© Jeroen van Rossum, 8 mei 2007.